Zij vraagt, is dit fijn?
Hij kijkt mee
Zij heeft uitzicht op het plein
Hij zegt, lijkt mij oké
Zij vleit zich neer
Hij test de stoel
Zij ruilt niet meer
Hij krijgt een goed gevoel
Zij glimlacht met grote ogen
Hij denkt aan de tijdlimiet
Zij gedraagt zich ingetogen
Hij weet het eigenlijk niet
Zij amuseert zich goed
Hij geeft zich bloot
Zij voelt warmte in overvloed
Hij krijgt ademnood
Zij ontvangt een compliment
Hij hoopt dat het verder gaat
Zij is niet resistent
Hij ziet dat het overslaat |